Rode rotsen, dug-outs en wormgaten - Reisverslag uit Sydney, Australië van Jorinde Voskes - WaarBenJij.nu Rode rotsen, dug-outs en wormgaten - Reisverslag uit Sydney, Australië van Jorinde Voskes - WaarBenJij.nu

Rode rotsen, dug-outs en wormgaten

Door: Jorinde

Blijf op de hoogte en volg Jorinde

20 Januari 2017 | Australië, Sydney

Na mijn paar dagen in Sydney was ik zaterdag 10 december ’s ochtends vroeg alweer op het vliegveld voor mijn vlucht naar Alice Springs, vanaf waar ik een zesdaagse tour naar Adelaide zou doen. Ik vloog met Qantas, wat een luxe! We kregen eten en drinken, ik had drie ruime stoelen voor mezelf en er waren films!
Toen ik ’s middags wilde inchecken in het hostel in Alice Springs was er een meisje voor me dat nogal in paniek was, want haar bagage was niet op het vliegveld verschenen en ze zou de volgende dag een tour doen. Het bleek dat wij dezelfde tour zouden gaan doen. Omdat ik aanbood haar wat spullen te lenen werd ze bij mij in de kamer geplaatst, waar we vervolgens nog meer meiden van onze tour ontmoetten. Leuk hoor, zo hadden we al een groepje bij elkaar.
Vergeleken met mijn hostel in Sydney was dit hostel hemels. In Sydney sliep ik op een slaapzaal met 16 bedden, het was er lawaaiig en vies (naast de kakkerlakken in de keuken lag ook de vloer van de slaapzaal vol met rotzooi) en het personeel was onvriendelijk. Hier zaten we met zes meiden in een kamer met eigen badkamer en alles was schoon en netjes.
Alice Springs vond ik een vreemd stadje; een gat, maar dan wel een beroemd gat. Er waren duidelijk meer Aboriginals dan in Sydney, logisch natuurlijk met Uluru (Ayers Rock) zo dichtbij. In de supermarkt had ik nog een toevallige ontmoeting met een oudere meneer die uit Nederland was geëmigreerd toen hij jong was. Ik hielp hem zijn soep van de onderste plank af te pakken, en toen ik met hem aan de praat raakte bleek dat hij in Nederland was geboren maar al 60 jaar in Australië woonde (hij was verhuisd toen hij drie was). Hij schakelde zonder problemen over op Nederlands, wat ik erg knap vond.
’S Avonds sliepen we allemaal erg vroeg (ik was de laatste om kwart voor acht), omdat we ’s ochtends vroeg op moesten. We werden opgehaald door onze gids Andrew (Andy). Andrew was een echte Ozzie, die de meesten van de groep niet konden verstaan omdat hij zoveel Australische slang gebruikte. We waren met een groep van 11 mensen, waarvan het merendeel Duits was of sprak. Dat was best lastig, omdat het de niet-Duits sprekenden soms een beetje buiten de groep zette.

Vanaf Alice Springs reden we naar Uluru. Normaal zou de tour beginnen bij Kings Canyon en daarna naar Uluru gaan, maar vanwege het warme weer (temperaturen tot 42 graden) was dit omgewisseld. Onderweg kregen we de kans om op dromedarissen (‘camels’ om het verwarrend te maken) te rijden. In Australië zijn namelijk meer wilde kamelen dan in het midden Oosten. Om in de woestijn van Australië te reizen werden vroeger dromedarissen gebruikt, bijvoorbeeld met de ‘camel train’. Uiteindelijk zijn veel van de beesten losgelaten en daarom is het niet gek om in de woestijn, naast kangoeroes, emoes en dingo’s, ook wilde paarden en kamelen te zien. Ik heb nu uiteindelijk al deze dieren in het wild gespot!
’s Middags gingen we naar het cultuurcentrum bij Uluru voor informatie over de significantie van Uluru voor de Aboriginals en reden we langs de grote rode steen, om tot slot de zonsondergang te bekijken vlak bij ons kamp. Vanwege de hitte was de beklimming van Uluru gesloten. Gelukkig maar, aangezien het een belediging is voor de cultuur van de Aboriginals om de rots te beklimmen. Het is nog steeds toegestaan, maar er wordt gevraagd om het niet te doen.

We sliepen de helft van de nachten van de tour in swags. Onze swags waren een soort grote canvas slaapzakken waar een matrasje in lag, waardoor je met je slaapzak erin onder de open lucht kon slapen. Er zat een lange flap aan die je over je gezicht kon leggen, mocht het gaan regenen. Ik was er al helemaal op voorbereid dat het erg koud zou zijn ’s nachts in de woestijn en had mijn thermosokken aan, maar halverwege de nacht heb ik zwetend de sokken uitgetrokken; mijn angst was ongegrond.

De tweede dag bleven we bij Uluru. ’S Ochtends bekeken we de zonsopgang en vervolgens maakten we een wandeling in Kata Tjuta (de Olga’s). Kata Tjuta is een bijzondere rotsformatie in de buurt van Uluru (onder de grond zijn ze verbonden) en bestaat uit rotsen van dezelfde rode kleur. ’S middags was het te warm om iets te doen, maar in de namiddag deden we een gedeelte van de wandeling om Uluru heen. Omdat het toch nog ontzettend warm was hebben we niet de volledige tien kilometer gelopen, maar wel alle mooie stukken gedaan. Uluru ziet er vanuit de verte vaak uit als één gladde ronde rots, maar van dichtbij is de structuur heel anders. Er zijn diepe inhammen en bergruggen. We hebben ook een aantal Aboriginal verhalen gehoord die verbonden zijn aan Uluru, waardoor de plek meer tot leven kwam. Natuurlijk zijn er ook veel dingen die we niet mogen horen en plekken die niet gefotografeerd mogen worden. Ik begreep eigenlijk nooit zo goed wat alle ophef over die ene rode rots was, maar nu ik er geweest ben kan ik wel zeggen dat het echt een bijzondere plek is. ’S Avonds hebben we de zonsondergang bekeken vanaf de parkeerplaats.

De volgende ochtend vertrokken we naar Kings Canyon. Helaas was het nog steeds ontzettend heet en door de rangers waren alle wandelpaden na 9 uur ’s ochtends gesloten dus we konden niet de geplande wandeling langs de rand van de canyon doen. Wel hebben we de schaduwrijke wandeling de canyon in gedaan. Een aantal meiden van de groep kozen ervoor nog meer te zien met een helikoptervlucht.
Ook die avond sliepen we weer in onze swags, nadat we rondom het kampvuur hadden gegeten. Natuurlijk was het hartstikke warm, dus dat kampvuur was meer voor de sfeer dan voor de warmte. Toen Lucie haar swag in kroop, zei ze dat ze iets voelde bijten en merkte ik voor de grap op ‘oh nee, misschien is het een schorpioen’. Lucie had echter geen zin om haar slaapzak weer uit te gaan en dacht zelf dat het een mier was, die ze vervolgens met haar teen dooddrukte. Hoe accuraat ik eigenlijk was, ontdekten we de volgende ochtend, toen bleek dat niet Lucie maar Irene een schorpioen in haar bed had gevonden (en natuurlijk wél de slaapzak uit was gevlucht). Tja, dat is Australië…

Vanaf Kings Canyon gingen we een heel eind door het midden van Australië naar beneden, naar Coober Pedy. We stonden om vier uur op en waren allemaal blij dat wij niet hoefde te rijden maar in de bus verder konden slapen. Andy moest echter wel zijn aandacht erbij houden, want verse sporen langs de weg lieten zien dat er een kudde wilde paarden (brumby’s) in de buurt was en die hebben nog wel eens de neiging om de weg op te springen. Het rijden door de bush van Australië is een kunst op zichzelf. Natuurlijk weet iedereen die hier komt dat je op moet passen om geen kangoeroes aan te rijden, maar wat doe je eigenlijk als een kangoeroe wel voor je auto hupst? Als je een kangoeroe op de weg ziet liggen (ook als het niet jouw eigen schuld is), ben je verplicht om je auto stil te zetten en het arme beest van de weg af te slepen naar de berm. Kangoeroes die gewond zijn, hebben de neiging om stil te liggen op de weg, dus misschien is het beest nog niet dood, maar zelfs als het wel dood is moet het verplaatst worden. Wedge tail eagles hebben namelijk de neiging dode kangoeroes te eten en gaan hier rustig voor op de weg zitten. Nadat ze hun buik rond hebben gegeten, zijn ze te zwaar om snel op te vliegen, en worden ze dus vaak platgereden door auto’s. De partner van de arend gaat er dan verdrietig naast zitten, wachtend totdat hij uithongert of een tweede auto komt. Als het paartje daarnaast ook nog een jong heeft, zorgt dat voor een derde slachtoffer. Al met al: regel van de jungle is om dode kangoeroes veilig aan de kant te leggen. Verder moet men altijd even controleren of er een Joey in de buidel zit, mocht het een vrouwtje zijn. Zo ja, dan moet de Joey gered worden en naar het dichtstbijzijnde politiebureau/opvangcentrum gebracht worden. Gelukkig hoefden wij nauwelijks te stoppen op onze rit naar Coober Pedy.

Coober Pedy is een gek stadje en daardoor nogal een toeristenattractie. Het stadje is ontstaan als opaalmijnstadje. Omdat het er in de zomer overdag zo’n 50 graden kan worden en in de winter erg koud, leefden mensen in hun mijnschachten. Onder de grond is het in Coober Pedy namelijk altijd ongeveer 22 graden. Zo’n 80% van de inwoners leven tegenwoordig onder de grond, in zogenaamde ‘dug-outs’. Omdat het op een gegeven moment te gevaarlijk werd om nog naar opaal te mijnen zo tussen al de woningen (er werden springstoffen gebruikt), zijn alle mijnwerkzaamheden verbannen naar omringende gebieden. Hierdoor is Coober Pedy omringd door een soort grote molshopen, waar mensen nog steeds proberen hun fortuin te maken. Het schijnt dat veel mensen in Coober Pedy óf geluk hebben en rijk worden, óf al hun geld verliezen aan de eeuwige zoektocht naar opaal. Wij sliepen in Coober Pedy ook in dug-outs, slaapzalen die in de wand van de rots waren uitgehakt. Naast ons was het museum, waar we meer leerden over opaal, de mijnwerkzaamheden en het leven onder de grond. Wat mij bijvoorbeeld zou beangstigen is de luchtkwaliteit. De dug-outs moeten voorzien worden van genoeg ventilatie schachten, die zie je overal boven de grond uitsteken, maar toch zou ik bang zijn voor koolmonoxide vergiftiging. Een groot voordeel van leven onder de grond is dat het enorm stil en donker is en dat je dus erg goed kunt slapen. Voor artistieke types is Coorber Pedy ook de place to be. Dug-outs kunnen enorm verschillen in formaat (van twee slaapkamers tot 56), maar als je eenmaal je dug-out hebt gekocht heb je alle vrijheid om ermee te doen wat je wilt. Natuurlijk zijn er wel bepaalde regels, zo moet er altijd vier meter steen tussen jou en je buren blijven om de stevigheid van de huizen te garanderen, maar verder kun je alles in de muur uithakken wat je maar wilt. Het risico hiervan is dat mensen soms opaal vinden in hun eigen huismuren en opeens bij de buren in de woonkamer staan omdat ze de hele muur hebben weggehakt.
Naast het museum bezochten we ook een kangoeroeweeshuis in Coober Pedy. Terry en Josephine, een ouder koppel, zijn ongeveer 15 jaar begonnen met de opvang van een gewonde kangoeroe en hebben sindsdien die enkele goede daad omgezet in de full time zorg voor gewonde kangoeroes en joeys zonder moeder. Zij vertelden ons dat zij de enige opvang zijn in een gebied zo groot als Duitsland en gebeld worden wanneer een kangoeroe gewond raakt (bijvoorbeeld door aanrijding) of een joey wordt gevonden. Die beestjes halen zij dan op, verzorgen ze en wanneer ze oud of gezond genoeg zijn brengen ze ze naar ‘sanctuaries’. In Zuid Australië, als enige staat in Australië, is het namelijk verboden om kangoeroes terug uit te zetten in het wild. De dichtstbijzijnde dierenarts zit 500 km verderop, dus de meeste medische handelingen doen ze zelf, tenzij het echt te ernstig is. Mensen in de omgeving bellen Terry zelfs voor medische verzorging van andere gewonde dieren. De zorg voor al die dieren is natuurlijk niet goedkoop en kost ook veel tijd. De instelling draait geheel op donaties en naast een enkele vrijwilliger doen Terry en Josephine al het werk. Joeys zijn in veel opzichten net als baby’s, ze hebben elke vier uur voeding nodig en produceren heel veel wasgoed. Omdat er 17 joeys in de opvang zitten, blijft Josephine de hele nacht op om te voeden en wassen, terwijl Terry de hele dag de zorg doet. Ongelooflijk om te zien hoe mensen zichzelf zo opzij kunnen zetten om te zorgen voor dieren in nood.

Vanaf Coober Pedy reden we de volgende dag door naar the Adelaide hills, waar we ’s middags aankwamen. In de namiddag maakten we een korte wandeling in de omgeving, waarbij we aangevallen werden door zeer agressieve (en grote) bull ants. Deze mieren staan bekend om hun pijnlijke beet, iets dat ik nu wel begrijp. De omgeving van Adelaide hills was compleet anders dan waar we vandaan kwamen. In de dagen daarvoor hadden we uren gereden door een woestijnachtig landschap, met het iconische rode zand van Australië. Nu bevonden we ons in een heuvellandschap dat bijna Europees aandeed. Als iemand had gezegd dat ik me in Frankrijk of Polen bevond, had ik het ook geloofd. Het enige dat duidelijk maakte dat we niet in Europa waren, waren de kangoeroes die overal rond hupsten.

De laatste dag, vrijdag 16 december, wandelden we door Alligator Gorge, een kloof die de vorm zou moeten hebben van een alligator. Alligators komen echter niet voor in Australië, dus eigenlijk zou het ‘crocodile gorge’ moeten heten. Nadat we terug in het kamp al onze spullen weer in de bus hadden ingeladen, reden we in de richting van Adelaide. Onze laatste activiteit was een wijnproeverij in Clare Valley, Adelaide en omgeving staat bekend om zijn wijnen en is de grootste wijnproducent van Australië. Daarna reden we door naar Adelaide en werden we een voor een afgezet bij onze hostels.

Ik zag eigenlijk een beetje op tegen mijn vijf dagen in Adelaide. Ik had gehoord dat Adelaide een vrij kleine, saaie stad was, waar niet veel te zien of doen was. Ik heb nog een tijdje gespeeld met het idee om naar Kangaroo Island te gaan, net buiten de kust van Zuid Australië , maar omdat dat best een duur grapje zou worden (meer dan 200 dollar aan vervoer erheen en dan nog activiteiten daar), besloot ik dat het het niet waard zou zijn. Kangaroo Island staat bekend om de wildlife die je er kunt zien, zeeleuwen, dolfijnen, kangoeroes en koala’s, wat het een populaire bestemming maakt om enkele nachten door te brengen.
Uiteindelijk was mijn tijd in Adelaide juist verrassend leuk! Het hostel waar ik zat was vrij onbekend en goedkoop, dus het was een beetje een risico. Toen ik er aan kwam, kreeg ik echter te horen dat ik van een 8 persoons gemengde kamer, naar een 6 persoons vrouwen kamer was geupgrade. Het grootste gedeelte van de tijd waren Senta (mijn Duitse kamergenootje) en ik echter maar met zijn tweeën en we besloten dan ook de eerste dag al om samen de stad te verkennen. Verder was het hostel schoon, het personeel vriendelijk en kregen we handdoeken en zeep.

De eerste avond ging ik gezellig eten met een meisje van de tour. Terwijl ik op haar stond te wachten, begon een mevrouw een gesprekje met me (blijkbaar heb ik zo’n gezicht dat ervoor zorgt dat vreemden altijd tegen me willen praten). Toen bleek dat ik Nederlands was, vertelde ze dat haar ouders Nederlands waren en dat ze uit een gezin kwam van dertien kinderen en nodigde ze me bijna uit voor haar verjaardag, waar ik helaas niet heen kon omdat ik dan al weg was uit Adelaide.
De volgende dag ging ik zelf de stad in. Ik had gehoord dat the Museum of South Australia leuk was om te zien en dat ze er gratis tours hadden. De middag bracht ik dus in het museum door, waar een enthousiaste gids ons alle hoogtepunten liet zien. Het museum was een soort combinatie van naturalis en het museum der Volkenkunde, dus naast dat ik nu interessante feiten weet over de reuze inktvis (de reuze inktvis heeft een brein in de vorm van een donut om voedsel erdoorheen te transporteren naar zijn maag en drie harten om verschillende delen van het lichaam van bloed te voorzien), heb ik ook Aboriginal kano’s en artefacten gezien. Eigenlijk zouden Senta en ik gaan koken, maar zeer onverwachts was de supermarkt al om vijf uur dicht en moesten we noodgedwongen pizza eten.
De volgende dag, zondag, wilden we gebruik maken van de gratis fiets-service in Adelaide om de parken die rondom het centrum liggen te verkennen, maar alle fietsen waren al op. We hadden wel pech, zo met supermarkten en fietsen. We liepen uiteindelijk dus maar een beetje rond in het centrum, gingen een paar winkels in en zagen iets meer van het centrum.
Maandag namen we een tram naar de wijk Glenelg. Dit is het deel van Adelaide dat aan de kust ligt, nog best een eindje buiten het centrum. Het is mij opgevallen dat elke Australische stad een gedeelte heeft dat iets meer het Europese kustplaats gevoel geeft. In Sydney is dat Manly, in Adelaide Glenelg, in Melbourne St. Kilda en in Brisbane Southbank.

Dinsdag was alweer de laatste dag in Adelaide en eigenlijk wilden Senta en ik naar Mount Lofty, buiten Adelaide in de heuvels. Dat is best ver weg en het zou niet makkelijk zijn om er te komen. Uit zeer onverwachte hoek kwam er echter een oplossing. Op mijn tour van Alice Springs naar Adelaide kon ik het goed vinden met Andy, onze gids, en hij stuurde me een berichtje dat hij een paar dagen vrij was en of ik misschien hulp nodig had om ergens in de omgeving te komen. Toen ik vroeg of hij het leuk zou vinden om Senta en mij Mount Lofty te laten zien, was hij enthousiast en zo kregen we onverwachts de gelegenheid om met een persoonlijke gids in de auto naar Mount Lofty te gaan! Na Mount Lofty reden we ook nog even door naar Hahndorf. Hahndorf is een dorpje in de omgeving dat is gesticht door een groep Duitsers en dus geheel in Duitse stijl is gebouwd. Je hebt er mooie Duitse vakwerkhuizen, bierbrouwerijen en ze verkopen er (veel te dure) Duitse bratwurst. Vooral voor Senta was het leuk om zo even een glimp van thuis op te vangen. Verdrietig genoeg was het ook precies daar dat we het nieuws kregen over de aanslag in Berlijn.
’S Avonds was het tijd om in te pakken en nog even zo veel mogelijk van ons eten op te eten. Senta moest om 6.40 vliegen, wat betekende dat zij om 3.30 op moest staan en we probeerden dus vroeg naar bed te gaan. Dat werd nog even moeilijk gemaakt door een man in het hostel. We waren hem al een paar keer tegengekomen in de keuken en ondanks dat hij nogal vreemd was, was hij niet onvriendelijk. Nu was hij echter op weg naar de badkamer, die naast onze kamer was, en toen hij zag dat de deur openstond (om wat frisse lucht binnen te krijgen) vond hij het heel erg belangrijk om een gesprek te beginnen over wormgaten in de ruimte en ‘wat als je drie jaar in een alternate reality doorbrengt, maar het is hier maar tien minuten, hoe kun je weten dat de tijd echt voorbij is gegaan.’ Ondertussen liep hij steeds verder de kamer in om dit belangrijke vraagstuk te bespreken en het kostte ons vrij veel moeite om hem te vertellen dat we ons op dit moment niet interesseerden in wormgaten en of hij alsjeblieft weg wilde gaan.

Terug in Sydney had ik nog drie dagen voordat mijn moeder kwam. In die tijd bezocht ik wat vrienden, maakte ik nieuwe vrienden in mijn hostel en probeerde ik het probleem van mijn enorme hoeveelheid bagage (er stond nog een grote koffer vol in Sydney) te regelen.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Australië, Sydney

Jorinde

Ga met mij mee op reis! Samen beleven we avonturen, ontdekken we de cultuur van bijzondere bestemmingen en leren we levenslessen. En wil je hélemaal meeleven met mijn avonturen in Nederland, Ghana, Mexico, Australië, Griekenland, Canada of Peru? Volg mij dan ook op Instagram via 'opreismetjorvos'! Of wacht op mijn boek ‘Zes keer thuis en toen weer naar huis, leven en leren op reis’.

Actief sinds 06 Sept. 2012
Verslag gelezen: 611
Totaal aantal bezoekers 68181

Voorgaande reizen:

09 Januari 2023 - 03 April 2024

Nieuw-Zeeland

10 Oktober 2022 - 06 Januari 2023

Peru 2022

09 Juni 2020 - 09 Juni 2020

Nederland

15 Augustus 2019 - 11 November 2019

Canada

12 November 2019 - 15 April 2019

Peru

01 Mei 2017 - 27 Augustus 2017

Rhodos

16 Juli 2016 - 16 Juli 2017

Australië

22 April 2013 - 01 Juli 2013

Mexico

06 September 2012 - 31 December 2012

Ghana

Landen bezocht: