Roadtrip! (deel 2)
Door: Jorinde Voskes
Blijf op de hoogte en volg Jorinde
12 Augustus 2024 | Nieuw Zeeland, New Zealand
Introductie:
Reis met mij mee naar Nieuw-Zeeland voor bijzondere avonturen met prachtige uitzichten en nieuwe vriendschappen aan de andere kant van de wereld. Laten we snel op pad gaan in het land van de kiwi's!
Ps: Ja, het verhaal gaat zeker verder, alleen op een rustig tempo! Dank voor het geduld!
Wat gebeurde er tot nu toe?
Ik beleefde drie geweldige maanden in Queenstown, waar ik een opleiding tot adventure guide volgde en samen met mijn groep 'de Fancy Worms' de prachtige natuur van het Zuidereiland ontdekte. We stonden op de hoogste bergtoppen, maakten zware tochten en hingen aan stijle rotswanden. Daarnaast genoot ik van het leven in een van de meest levendige stadjes in Nieuw-Zeeland en liep ik een charmante Kiwi tegen het lijf. Na het behalen van de diploma's van Bush Leader en Rock Leader kocht ik een lelijke oude minivan, genaamd 'De Ijsbreker' en samen gingen Jessie en ik op pad om dit geweldige land verder te verkennen. We reden door het regenwoud, langs de ruige Westkust helemaal naar het noorden van het Zuidereiland, waar ons een bijzondere avond te wachten staat…
Heb je Roadtrip! (deel 1) al gelezen? Lees die eerst op de vorige pagina en mis niets!
(*Namen in dit verhaal zijn gewijzigd uit privacy-overwegingen)
Travel angels
Een van de mooiste aspecten van mijn reiservaringen vind ik de bijzondere ontmoetingen met wat Jessie ‘travel angels’ noemt: mensen die jou niet kennen, maar die je wel helpen in tijden van nood, die je verwelkomen in hun huis, die je opnemen in hun familie of mooie momenten met je beleven. Ik ben in al mijn reizen van de afgelopen twaalf jaar al in zoveel hartverwarmende situaties beland, dat ik er een heel boek mee kan vullen. Ligt dat dan aan mij? Ben ik bijzonder? Nee, ik ken genoeg andere reizigers die soortgelijke verhalen vertellen. En dat geeft me hoop; wij mensen zijn toch best lief voor elkaar. Mijn ontmoeting met Marijke is een prachtig voorbeeld.
Terwijl ik een paar weken eerder plannen maakte voor mijn vertrek uit Queenstown, raakte ik in contact met Marijke, een Nederlandse die al meer dan vijfentwintig jaar in Nieuw-Zeeland woont. Zij organiseert een tiendaagse intensieve training geweldloze communicatie waar ik graag naartoe wil, zodat ik me in een grote internationale groep verder kan verdiepen in deze communicatiestijl en levensvisie. Ik neem contact met Marijke op om een paar praktische vragen te stellen.
Vanaf het eerste moment zijn haar e-mails warm en betrokken, duidelijk en behulpzaam, terwijl we uitvogelen of het mij gaat lukken om erbij te zijn. En wanneer ik me uiteindelijk inschrijf via de website van de overkoepelende organisatie, krijg ik dezelfde dag nog een bericht: ‘Hoi Jorinde, Ik zie vanochtend je registratiemailtje binnenkomen… mijn hart maakte een klein sprongetje… betekent dit dat je naar de IIT kunt komen??? Nu ik zoveel energie heb gestoken in de organisatie, maakt het me blij als zoveel mogelijk mensen meedoen. Ik hoor graag van je en laat me weten of je nog vragen hebt.’ Ze sluit de mail af met een hartje.
Het persoonlijke contact maakt dat ik me gezien voel en blij antwoord ik dat ik inderdaad bij de training ben en met een roadtrip vanuit Queenstown naar Lake Taupo kom. Ik kan mijn ogen niet geloven wanneer ik haar reactie lees: ‘Mocht je een plekje zoeken om te overnachten in Motueka, stuur me een berichtje. We hebben een groot stuk land met een cabin voor gasten.’
En nu staan Jessie en ik voor de deur van deze ‘vreemde’ die ons zo gastvrij heeft uitgenodigd in haar thuis. Naast de voordeur hangen houten Hollandse klompjes en ik voel me meteen op mijn gemak bij Marijke, die een onmiskenbaar Nederlands gezicht heeft. Ze lacht breed en geeft me een warme knuffel, alsof we elkaar al jaren kennen. Ik vermoed dat ze het een beetje jammer vindt wanneer ik uitleg dat Jessie Amerikaanse is en dat we dus geen Nederlands met elkaar kunnen spreken, maar zonder hapering schakelt ze over naar Engels waar nog steeds een hint van een Nederlands accent in te bekennen is. ‘Let me give you a tour,’ wenkt ze ons mee naar binnen en we volgen haar het ruime en lichte huis in, dat binnen opgeruimd gezellig is. De antieke houten klok en de oude koffiemolen aan de muur van de keuken doen me meteen denken aan thuis.
Met hun hondje op haar hielen neemt Marijke ons mee door de achterdeur, waar een prachtig glooiend groen landschap zich in het zachte middaglicht uitstrekt. ‘Hier is de badkamer die jullie kunnen gebruiken,’ wijst ze naar een soort bijkeuken. ‘Deze wordt gedeeld met andere bewoners van de community.’ Wanneer we haar vragend aankijken legt ze uit: ‘We wonen met zeven huishoudens op duurzame wijze samen op dit terrein. Twee yurts, een tiny house en verderop nog een paar huizen. Mijn zoon heeft daar bijvoorbeeld zijn eigen woning gebouwd.’ We volgen haar blik naar een huis dat verderop verscholen gaat achter een groep bomen. ‘Samen produceren we tachtig procent van ons voedsel,’ vervolgt Marijke, terwijl ze richting een weelderige moestuin loopt. ‘Alleen wat luxeproducten zoals chocolade en koffie kopen we en eigenlijk zouden we ook best zonder kunnen. Hier hebben we verse groenten en we hebben verderop een plukbos met fruitbomen.’ Er waggelen eenden voor onze voeten weg, terwijl de kippen rustig verder scharrelen. ‘Ik maak kaas met de melk van onze koeien en geiten,’ knikt Marijke naar de dieren die rustig in hun eigen omheining staan. ‘Ahw look at them!’ roept Jessie, wanneer ze twee grote varkens spot die nieuwsgierig naar ons kijken. Marijke trekt een gezicht. ‘Ja, niet iedereen kan hier mee omgaan, maar we eten ook af en toe vlees. Daar hebben we de varkens voor.’ ‘Oh ja, ik ben opgegroeid op een boerderij en mijn tante had ook varkens voor vlees,’ zegt Jessie, terwijl ik tegelijkertijd antwoord: ‘Prima toch!’ ‘Als ik zelf weet dat de dieren een goed leven hebben gehad, vind ik het acceptabel,’ zegt Marijke. ‘Maar ik ga wel altijd mee wanneer ze geslacht worden, ik vind dat ik dat dan ook onder ogen moet zien. Ik wil het proces van begin tot eind meemaken.’ We knikken allebei. ‘En in eerste instantie wilde ik ze ook geen namen geven, om me niet aan ze te hechten…’ Marijke kriebelt een van de beesten achter een oor. ‘Maar toen gaven de kinderen ze toch namen. Natuurlijk altijd dingen als ‘hamlap’ en ‘pork chops’. Ik grinnik, ik kan de ironie wel waarderen.
‘Wat een paradijs hebben jullie hier zeg! Hoe ver loopt jullie land door?’ vraagt Jessie, die verliefd om zich heen kijkt naar het vredige groene landschap.
‘Zie je die rij bomen daar in de verte?’ wijst Marijke. ‘Daar loopt de grens.’ Ik knijp mijn ogen bijeen om de rand te spotten, ver achter de de lichte glooiiende velden en de volle bomen en struiken die in het land verspreid staan. Wauw. ‘Paradijs’ is het juiste woord.
Jessie en ik leggen onze spullen in de cabin, terwijl Marijke groenten voor het eten uit de tuin haalt. ‘Oh my god, this is so cool!’ ratelt Jessie, wanneer we alleen zijn. ‘I want to live here. Do you think I can marry her son? I want her to adopt me and stay in this paradise! And I want to milk a cow, I have always wanted to milk a cow, do you think she will let me help?’
Ik ben het helemaal met haar eens. Hoe geweldig is het om zelfvoorzienend te leven op zo’n mooie plek! Ik besef me dat het waarschijnlijk heel veel werk is, maar het klinkt zo idyllisch!
Wanneer we het huis binnenlopen om te helpen koken, blijkt dat het eten al zo goed als klaar is. Even later zitten we aan tafel met Marijke, haar man Hendrik-Jan (een naam die voor Jessie heel moeilijk is) en hun jongste dochter. De maaltijd is een heerlijke groentecurry met spinazie uit de moestuin en zelfgemaakte witte kaas en Jessie en ik scheppen beiden ruim op. We zijn in de afgelopen maanden gewend geraakt grote porties op te scheppen, tussen onze eeuwig hongerige huisgenoten. Het valt me op dat Marijke en Hendrik-Jan allebei geen rijst pakken en wanneer ze mijn vragende blik ziet, legt Marijke uit dat ze heel bewust zijn gaan eten nadat zij een aantal jaar geleden op haar drieënveertigste een hartaanval kreeg. ‘Dat was een enorme schok natuurlijk,’ vertelt ze nuchter. ‘Ik dacht dat ik helemaal niet ongezond leefde, maar het heeft me er wel toe gezet om naar mijn voedingspatronen te kijken. Nu eten we vrijwel suiker- en koolhydraatvrij, met een focus op eiwitten en gezonde vetten. En ik ben nog nooit fitter geweest.’ In haar praktijk als leefstijlcoach gebruikt Marijke haar ervaring en haar kennis van geweldloze communicatie om anderen te helpen ook bewuste keuzes te maken in voeding en manier van leven.
Ik vind het inspirerend om te horen hoe Marijke en Hendrik-Jan hun leven hebben vormgegeven; de keuze om naar Nieuw-Zeeland te verhuizen, het opzetten van de woongemeenschap, haar betrokkenheid bij de lokale brandweer en het thuisonderwijs van hun kinderen, het zijn allemaal weloverwogen keuzes geweest die passen bij hun waarden en levensvisie. Ze hebben daarbij een interessante gemeenschap om zich heen verzameld. Ik heb het dus prima naar mijn zin bij hen aan tafel en geniet van het gesprek dat rustig voortkabbelt. Tegelijkertijd merk ik dat Jessie niet helemaal op haar gemak is...
‘They hate me!’ zegt Jessie klagelijk, wanneer we na de afwas teruglopen naar ons huisje. Marijke was van tevoren duidelijk geweest dat ze na het eten tijd met haar gezin wilde doorbrengen en dus hebben we allebei een mok thee in de hand om ons mee terug te trekken. ‘They don’t hate you,’ zeg ik sussend. ‘Ze zijn gewoon typisch Nederlands. Wij zijn op een andere manier sociaal dan Amerikanen.’
Al aan de start van de maaltijd had ik gemerkt dat het bruisende gebabbel van Jessie geen goede match was met de meer terughoudende houding van de Nederlanders. Veel Amerikanen hebben een uitbundige manier van contact maken, die op Nederlanders soms nep overkomt en Jessie is daar een goed voorbeeld van. Ik heb haar met vreemdelingen gesprekken zien voeren alsof ze ze al jaren kent en ze heeft me uitgelegd dat small-talk een belangrijk onderdeel van de cultuur is; als je geen praatje maakt ben je onbeleefd, zelfs als het met de kassière is en je alleen een pakje kauwgom koopt. Ik vind Jessie zelf natuurlijk een hele leuke stuiterbal en in de afgelopen maanden is ze een goede vriendin geworden. Daarnaast vind ik het zelf wel handig dat Amerikanen vaak zo makkelijk contact maken, omdat je altijd aanspraak bij ze hebt. Alhoewel ik zelf ook wel merk dat ik het soms ook verwarrend vind of ze me nou echt aardig vinden of gewoon Amerikaans vriendelijk zijn. Marijke en Hendrik-Jan komen daarentegen uit het (stereotypische) ‘stugge noordoosten’ van Nederland en laten naar mijn idee niet meteen het achterste van de tong zien, terwijl ze wel heel vriendelijk en warm zijn. Ze spreken en luisteren daarbij ook nog op de rustige, weloverwogen manier die past bij geweldloze communicatie. Af en toe vallen er dus lange stiltes in het gesprek die ik zelf niet oncomfortabel vind, maar die Jessie uit allemacht probeert te vullen. Ze trekt al haar charmes uit de kast, maar ik zie dat het juist het tegenovergestelde effect heeft op onze gastheer en -vrouw. Als degene die haar hier mee naartoe heeft genomen voel ik me verantwoordelijk voor mijn vriendin, maar ik weerhoud mezelf ervan om Jessie te gaan ‘redden’ en het gesprek onder druk te zetten. In plaats daarvan observeer ik het cultuurverschil geïnteresseerd.
‘Maar jij bent helemaal niet zo, als Nederlander!’ zegt Jessie nu verbaasd en ik lach. ‘Nee, ik heb tijdens mijn reizen moeten leren om me aan te passen en ben beter geworden in extra sociaal doen. Maar ik ben nog steeds niet zo goed als een Amerikaan hoor!’
Slapen op het strand
De volgende ochtend zeggen we Marijke gedag en vertrekken we nog voor het ontbijt richting Abel Tasman National Park. Het zou maar een half uurtje rijden moeten zijn, maar ik mis ergens een afslag en rijd ineens op een smalle kronkelende bergweg. ‘Keer hier om,’ zegt de Google Maps-mevrouw en paniekerig kijk ik naar de smalle rijbaan en de auto’s achter me. Dat gaat hem niet worden... Google herlaadt terwijl ik verder rijd en er verschijnt een nieuwe blauwe lijn op het schermpje. ‘Jessie, wil je even kijken of dit goed gaat?’ pak ik de telefoon uit de houder om hem aan haar te geven. ‘Hij zegt dat je over vijf kilometer naar rechts moet,’ zegt ze met een blik op de navigatie. De weg voert ons hoger en hoger, met scherpe haarspeldbochten en steile hellingen. Het voelt steeds meer alsof deze route nergens heen leidt… We moeten juist naar de kust, daar zouden we geen berg voor over moeten. ‘Over 200 meter, sla rechtsaf,’ klinkt de navigatie weer en even seconden later: ‘Keer hier om.’
Ik zet de auto stil en zoom uit op de kaart. Waar zijn we helemaal? We zijn een heel stuk de verkeerde kant opgereden! ‘Jessie, wil je even meekijken?’ vraag ik weer, terwijl ik uit probeer te vogelen hoe we het beste naar onze bestemming kunnen komen. ‘Hm, ja… Ik weet het ook niet…’ antwoordt ze weinig behulpzaam. ‘Wat is die rode stip in de kaart?’ ‘Dat is waar we heen willen,’ zeg ik kortaf en ik doe heel hard mijn best om niet tegen haar uit te vallen. Voor mijn gevoel ben ik nu alles in mijn eentje aan het organiseren, terwijl zij zich maar laat rondrijden. Misschien komt het doordat ik honger heb en we verdwaald zijn en ik de tijdsdruk voel, of misschien is het door ons voortdurende samenzijn, maar voor het eerst sinds de start van deze roadtrip erger ik me enorm aan mijn reisgenootje. Oh jee en we hebben nog wel even te gaan samen!
Met iets meer dan een half uur vertraging komen we uiteindelijk toch aan op onze bestemming en niet veel later lopen we op de kustroute van Abel Tasman National Park. We lopen nu het beginstuk van een vijfdaagse wandeltocht die helemaal langs de kust loopt. Het is een relatief makkelijke route met goed begaanbare paden en weinig hoogteverschil en het is te merken dat het eerste stuk van de wandeling populair is. Het is druk op het pad met een mix van sportief-geklede wandelaars, dagjesmensen in spijkerbroeken en zelfs gezinnen met jonge kinderen die lekker naar het strand gaan. Alhoewel Jessie en ik vooraf allerlei ambitieuze ideeën hadden over wat we allemaal wilden zien vandaag, ben ik nu sceptisch of dat haalbaar is in de korte tijd die we hebben. Dat is een van de nadelen van een roadtrip: je probeert vaak zoveel te zien, dat je nergens lang genoeg de tijd hebt. Dus proberen we er maar gewoon een ontspannen wandeling van te maken,
Het is alsof we landschapskwartet spelen: in de afgelopen dagen hebben we al ‘bergen en meren’, ‘regenwoud’, ‘gletsjers’ en ‘woeste kust’ gehad en nu komen we aan bij ‘tropisch strand’. Tussen de dichte begroeiing vol enorme koningsvarens en groene loofbomen door worden we af en toe beloond met doorkijkjes naar de zee, die ondanks de bewolking en het matige zonnetje intens blauw is. De helder gele en vulkanisch zwarte stranden maken het plaatje compleet.
‘Wat denk je dat die gele kastjes aan de bomen zijn?’ wijs ik, wanneer we langs de zoveelste met plastic behangen boom lopen. ‘Hm, geen idee? Iets tegen een of ander beest?’ gokt Jessie. Even later blijkt dat ze natuurlijk gelijk heeft: Het zijn wespenvangers tegen Europese wespen die Nieuw-Zeeland binnendringen en de weerloze lokale bijen aanvallen. Zelfs de insecten hier worden belaagd!
Na ongeveer een uur lopen komen we aan bij Apple Tree Bay, de plek die Marijke ons heeft aangeraden. We lopen het mooie strand over, langs de toiletten en de kampeerplekken onder de bomen, naar de laatste vrije picknicktafel aan het rustige uiteinde. Vlak voordat we daar zijn kapen een paar druipende kajakkers de tafel echter voor onze neus weg, dus gaan we maar op het vochtige strand zitten.
‘This feels like vacation,’ zegt Jessie genietend, terwijl ze haar bergschoenen uit doet. Ze pakt haar e-reader en een appel uit haar tas. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zoveel appels eet als Jessie… Ze heeft zelfs de rare gewoonte om tussen haar avondeten door appels te eten. Een hapje lasagne afgewisseld met een hapje appel vindt zij heel normaal. Zelf houd ik niet zo van appels, dus de kilozak die we voor deze roadtrip hebben gekocht is grotendeels voor haar.
Ik pak een mueslireep en naast elkaar liggen we vredig, met onze hoofden op onze tassen, in stilte te lezen. De frustraties van vanmorgen heb ik achter me gelaten, dit is inderdaad een heerlijk ontspannen moment. Ik voel me loom worden in het waterige zonnetje en met het geluid van de golven op de achtergrond val ik uiteindelijk in slaap.
Is dit nou freedom camping?
Met een schok word ik wakker uit een middagdutje vol rare dromen. Ik wrijf in mijn ogen en kijk slaperig op mijn horloge. Dan schiet ik overeind en schudt Jessie wakker, die naast me zachtjes ligt te snurken. ‘Jessie, wake up! We have to go!’ Blijkbaar waren we allebei echt moe, want we hebben ruim twee uur liggen slapen! We moeten nu snel terug naar de auto, we hebben nog een heel stuk te rijden vandaag…
Gehaast trekken we onze schoenen weer aan, hijsen de rugzakken op en lopen in hoog tempo terug. Helaas, vandaag zullen we niet verder komen op deze mooie route. Ik stap stevig door, sneller dan ik normaal wandel. Het landschap is nog steeds mooi, maar nu voelt het ook als een race tegen de klok. We stoppen alleen even om te kijken naar een plompe bruine loopvogel met een stevige puntige snavel die rond het pad waggelt. ‘Dat is geen Kiwi toch?’ vraag ik Jessie twijfelachtig. Later ontdek ik dat het inderdaad geen Kiwi was, maar een Weka, een van Nieuw-Zeelands vele unieke vogelsoorten. Na deze korte onderbreking racen we weer door. Jessie en ik zijn allebei stil, verzonken in gedachten terwijl we door het park marcheren. Wat een verschil met onze wandeling een paar dagen geleden, toen we nog honderduit aan het kletsen waren! Het snelle reizen begint ons duidelijk op te breken.
We volgen de grote weg en rijden via Nelson naar Blenheim. Wat is het hier bewoond! Voor het eerst in weken zie ik weer wegen met meer dan twee rijbanen en moet ik regelmatig stoppen voor een verkeerslicht. Het voelt alsof deze plek echt door mensen is overgenomen, zo anders dan de woeste natuur van het zuiden. Nelson is groter dan ik had verwacht en nu ben ik blij dat ik niet hier mijn opleiding tot adventure guide gedaan heb, zoals oorspronkelijk het plan was.
Het is al donker wanneer we aankomen in Blenheim en ik volg de navigatie naar een parkeerterrein midden in de stad. Op de app CamperMate staat dat het voor ‘self contained vehicles’ (die volledig uitgerust zijn om in te kamperen) toegestaan is om hier gratis te ‘freedom campen’. ‘Weet je zeker dat dit klopt?’, vraagt Jessie nerveus, wanneer ze de grote donkere parkeerplaats ziet. Het lijkt meer een plaats waar je parkeert om boodschappen te doen, dan een plek om te overnachten. Is dit veilig? Ik kijk nog eens naar de app en de foto’s die daar bij staan. ‘Ik denk het?’ Her en der staan al een paar andere busjes en ik zie twee mensen op campingstoelen achter een auto zitten. ‘Wacht, ik ga het wel even vragen…’
De Duitsers bevestigen tussen de happen instant noodles door dat zij ook van plan zijn hier te overnachten en we besluiten het er op te wagen. We zijn hier toch vooral omdat het een makkelijke basis biedt om morgen vroeg naar de veerboot te rijden, niet per se omdat we Blenheim nou zo graag willen zien… Voor de zekerheid parkeer ik maar onder een felle straatlantaarn, dat geeft toch een veiliger gevoel.
‘Laten we uit eten gaan, ik heb echt geen zin om hier te koken,’ besluit Jessie. Ik twijfel, eigenlijk wilden we zo veel mogelijk kosten besparen door zelf te koken op het gasstelletje achterin IJsbreker. Tot nu toe hebben we ons goed daaraan gehouden; de eerste avonden hebben we een waar feestmaal voor onszelf gemaakt op de camping en natuurlijk genoten van de kookkunsten van Marijke. Maar ach, dit is de laatste avond dat we nog met zijn tweeën zijn, we mogen onszelf ook wel trakteren toch?
Na het eten maken we het bed weer in orde en kruipen we gezellig bij elkaar om een film te kijken. De deuren zijn op slot en naast mijn hoofdkussen leg ik het minuscule flesje pepperspray dat ik in de auto heb gevonden toen ik hem kocht. Met de gordijntjes dicht en de flonkerende lichtjes aan het plafond, kunnen we de grauwe buitenwereld bijna vergeten. Maar, hoe knus het ook is, voordat we gaan slapen moet ik toch nog even naar het toilet. ‘Argghhhh ik wil niet!’ moppert Jessie wanneer ik haar probeer mee te krijgen. ‘Ja en dan moet ik straks in het midden van de nacht in mijn eentje, dan is het al helemaal creepy…’ zeg ik. Mijn auto heeft wel een klein chemisch toilet aan boord (dat moet voor de self contained status), maar die zit nog nieuw in de doos ergens onder de bedbanken verstopt.
Snel en dicht bij elkaar lopen we door de donkere en verlaten stad, naar een publiek toilet verderop. Ik weet niet waar het aan ligt, maar deze stad geeft ons allebei de kriebels. Het helpt niet dat er direct achter het toilet een skatepark is. Er staat een auto geparkeerd met luide muziek en er klinkt een hoop gejoel, alsof een grote groep dronken mannen mot hebben. ‘Kom op, we gaan snel naar binnen!’ zeg ik tegen Jessie, die wantrouwend om zich heen kijkt. Ik trek aan de deurklink van het toilet. Shit, de deur gaat niet open. Ik probeer het nog een keer en grabbel naar mijn telefoon om de openingstijden te controleren. ‘Tot middernacht zou hij gewoon open moeten zijn!’ mopper ik. Het gejoel lijkt dichterbij te komen en Jessie trekt aan mijn arm. ‘Lets go, now!’
We haasten ons weg uit de lichtkring om het toiletgebouw en keren terug naar waar we vandaan kwamen. De straten zijn verlaten, maar gelukkig wel breed en redelijk goed verlicht. Tijdens het lopen probeer ik er op mijn telefoon achter te komen of er nog een toilet in de buurt is, maar ik kan niets in de nabije omgeving vinden. Mijn blaas voelt ongemakkelijk vol. Nu ik me er op ingesteld heb dat ik nog even kon plassen, moet ik ook echt. Wat nu?
‘Let’s just go there!’ wijst Jessie naar een doodlopende zijstraat waar een trailer geparkeerd staat. Het is zo’n kar die als loempiakraam of koffiekar gebruikt wordt en erachter is precies een smalle strook schaduw waar we niet goed zichtbaar zijn. Schuldig kijk ik om me heen of niemand ons ziet en we plassen snel in de schaduwrijke hoek. Het klettert in de stille nacht op de bestrating. Dit is nou niet echt een hoogtepunt in mijn leven als reiziger…
Party crashers!
De volgende ochtend gaat de wekker alweer vroeger dan ik zou willen. Ik wrijf de slaap uit mijn ogen, schud Snurkie wakker en klim tussen de voorstoelen van mijn auto door achter het stuur. Ontbijten en omkleden komt later wel, tijd om te gaan. Een half uur later staan we in de rij om in te checken voor de veerboot van Picton naar Wellington. Vandaag is een grote dag: we gaan de oversteek maken naar het Noordereiland!
Ik kijk naar de meeuwen die tussen de auto’s fladderen en geïrriteerd krijsen naar de mensen die foto's van ze maken. Ik hoop maar dat er geen vogel op mijn auto poept. Stapvoets rijden de auto’s een voor een richting de laadklep van de veerboot en wanneer we weer stoppen tikt er een man op mijn raampje. ‘Weet je dat je geen lichten hebt aan de achterzijde van je auto?’ Ik zucht. Het is weer zover. Een probleem voor de andere kant.
Als we geparkeerd staan in het grote ruim van het schip gaan we naar het passagiersdek. Ik loop nog steeds in mijn slaapkleding (een thermolegging, dunne trui met sjaal en een oncharmante muts), maar ik heb even geen energie over om me er druk om te maken.
Op het buitendek kijken we hoe de enorme boot zich door het Queen Charlotte fjord manoeuvreert. De wind ruist om onze oren en de zon piept net over de rotsige kliffen van de donkere dichtbegroeide kust om in het zacht golvende water weerkaatst te worden. Een magisch schouwspel, terwijl we de laatste landtongen van het Zuidereiland voorbij varen. Ik zie een paar huisjes ver in the middle of nowhere aan het water staan. Wow, je zou hier maar wonen! Weer binnen in de rust ploffen we lui in twee comfortabele stoelen, kopen een grote kop thee en een muffin en genieten ervan om vier uur lang helemaal niets te hoeven doen.
Wanneer we bijna bij de aanleghaven zijn schud ik Jessie wederom wakker en vinden we onze weg terug naar de auto. In eerste instantie hadden we bedacht dat we het centrum van Wellington vandaag nog wilden bezoeken, maar we zijn zo moe dat we besluiten direct via de brede driebaans snelweg door te tuffen naar het huis van de volgende travel angel die ons een verblijfplaats heeft aangeboden: Alice. Alice is een vriendin van de tante van Jessie, die in ‘Paraparaumu’, een dorpje ongeveer veertig minuten buiten de stad, woont. Jessie heeft haar een aantal weken terug in Queenstown ontmoet en kreeg te horen dat ze altijd welkom is, dus dat aanbod nemen we nu met zijn tweetjes graag aan.
In onze haast hebben we nog steeds geen moment genomen om ons even op te frissen en ik voel me een beetje ongemakkelijk om in mijn slaapoutfit en met ongefatsoeneerde haren bij deze onbekende vrouw aan te kloppen. Dat gevoel wordt nog sterker wanneer ik me besef dat ze een huis vol gasten heeft. Vanavond is het verlovingsfeest van Alice’s dochter (dat wist ik) en zowel de dochter als verschillende andere familieleden blijven slapen in de mooie grote villa (dat wist ik nog niet). We schudden iedereen de hand, krijgen een van de slaapkamers toegewezen en maken daarna een korte wandeling door de buurt met Alice en haar kleindochter van drie. Ze wil ons heel graag laten zien hoe mooi haar woonomgeving is en wijst trots dat ze op loopafstand van het strand woont. Op dit punt wil ik eigenlijk nog maar drie dingen: douchen, eten en uitrusten. Maar ja, als je in iemands huis verblijft moet je je wel aanpassen en dus knik ik zo geïnteresseerd mogelijk mee.
Een paar uur later kom ik weer beneden, nadat ik de heerlijkste douche ooit heb genomen en even op bed heb gelegen. ‘Wow, jij bent echt getransformeerd!’ zegt Alice bewonderend van onderaan de trap. Ik lach, nog steeds een beetje ongemakkelijk. Ik heb mijn meest feestelijke jumpsuit aan gedaan en geprobeerd me wat op te doffen voor het feest; ik ben blij dat ze me ziet nu ik er niet meer als een zwerver bij loop! Zelf ziet Alice er ook spectaculair uit, in een chique zwart-witte jumpsuit met daaronder knalroze pumps met naaldhakken.
We rijden samen met Alice en de toekomstige bruid naar de feestlocatie. De achterbak ligt vol hapjes en onderweg halen we nog even een grote zak ijsblokjes bij het tankstation. Alice wijst naar een industrieel uitziend terrein en zegt ‘That’s the car museum, one of Paraparaumu’s highlights. Might be interesting to visit if you want to do something in the area.’
Het feestzaaltje, een simpele ruimte in een soort buurtcentrum, is al versierd wanneer we aankomen en niet lang daarna komen de eerste gasten. Jessie en ik staan een beetje ongemakkelijk aan de rand van de kamer; we kennen natuurlijk niemand en voelen ons echte party crashers. Ik lach beleefd naar elke nieuwe persoon en schud talloze handen van mensen die ons vragen hoe we het stel kennen. ‘Nou, ik heb ze vandaag pas ontmoet,’ antwoord ik eerlijk en zie het verbaasde gezicht van de knappe brunette tegenover me. ‘Haar tante is bevriend met de moeder van de aankomende bruid en was zo lief om ons een slaapplek aan te bieden,’ probeer ik het uit te leggen, terwijl ik op Jessie wijs.
Ik neem een glas wijn om in ieder geval iets met mijn handen te doen en nou ja, een beetje sociale smering is natuurlijk ook niet erg. ‘Kunnen we het maken om al iets te eten te pakken?’ fluistert Jessie, terwijl ze verlangend naar de tafel vol lekkernijen kijkt. ‘Niemand anders eet, ik wil niet de eerste zijn!’ ‘Ik hoop het, ik heb echt zo'n honger!’ antwoord ik. Die ene muffin van vanochtend en de mueslireep die ik vanmiddag heb gegeten waren bij lange na niet genoeg om me te vullen. Gelukkig wordt er op dat moment een stapel versgebakken pizza’s bezorgd en kunnen we ongegeneerd aanvallen.
De avond kruipt voorbij. Heel leuk hoor, zo'n feestje, maar poeh wat een werk! Het liefst zou ik nu naar huis gaan en in bed kruipen, maar we moeten natuurlijk met Alice meerijden. En dus maak k oneindig veel praatjes met vrienden en kennissen en familieleden, sommigen interessanter dan anderen. Terwijl ik naar het langdradige verhaal van een lichtelijk dove oudoom luister en probeer niet te gapen, ben ik weer eens blij dat mijn ouders me zo netjes hebben opgevoed. Ik weet in ieder geval hoe ik me in deze setting moet gedragen, zelfs al kost het me (als stiekeme introvert) veel energie. ‘Het is wel weer een leuk verhaal voor in mijn blog,’ denk ik. ‘Die ene keer dat ik in Nieuw-Zeeland ineens op een verlovingsfeest terechtkwam waar ik niemand kende!’ En het is natuurlijk geweldig om te zien hoe gelukkig het toekomstige huwelijkspaar is.
Rond middernacht begint het zaaltje leeg te raken en samen met de laatste mensen help ik om de feestspullen op te ruimen. De enorme ballonnenboog wordt uit elkaar gehaald en een voor een zet ik mijn nagels in de goudkleurige ballonnen. Misschien gek, maar ik vind dit nog bijna het leukste deel van het feest; eindelijk iets te doen!
‘Wauw, jullie waren wel echt ‘the life of the party’! Alsof jullie er helemaal bij hoorden!’ zegt Alice bewonderend, terwijl we naar huis rijden. Ik glimlach en denk: ‘Ze moest eens weten… Fake it till you make it!’ Thuis aangekomen strompelen we naar boven en vallen uitgeput op het zachte matras. Ik slaap als Doornroosje zo diep
End of an era
De volgende dag is het tweede paasdag en zitten we met een groot gezelschap aan de paasbrunch. De lange tafel is mooi gedekt en het is een drukte van jewelste met Alice, een van de dochters met haar partner en hun driejarige kind en een vriendin van de familie met haar grote gezin vol volwassen kinderen, hun partners en kleinkinderen. ‘Hier, hot cross buns!’, zet Alice een schaal op tafel die net uit de oven komt. ‘Kennen jullie die?’ Ik schud mijn hoofd en kijk bij de anderen af hoe ze de broodjes eten: gewoon doorgesneden met wat boter. Het is een soort krentenbol; lekker kruidig en met stukjes fruit erin. Op Wikipedia lees ik naderhand dat dit een Britse paastraditie is die door de hele Gemenebest te vinden is. De verschillende aspecten van het broodje hebben zelfs een specifieke betekenis, zoals het kruis dat refereert aan de kruisiging van Jezus en de kruiden die staan voor de kruiden die werden gebruikt om hem te balsemen. Wat een broodje wel niet aan symboliek kan bevatten!
‘Wij wonen op “the Mount”’, vertelt de gezellige vriendin van Alice, terwijl ze tegelijkertijd een van haar kleinkinderen hapjes van de ovenschaal met ei voert en haar dochter extra servetjes aanreikt om de snoet van haar zoon te poetsen. ‘Mount Maunganui, dat is gezellig hoor! Je moet echt langskomen, alhoewel ik jullie helaas nu niet kan hosten want mijn huis wordt verbouwd. En al deze monsters wonen ook bij mij in.’ Ze knikt naar haar rumoerige familie. ‘Maar je kunt komen surfen en naar het strand en er zijn leuke restaurants en winkeltjes.’ The Mount (door de Maori Mauao genoemd) is blijkbaar een populaire trekpleister verder naar het noorden van Nieuw-Zeeland. Sinds 2008 is de vulkanische heuvel weer eigendom van de lokale iwi (Maori gemeenschap), waar ook deze vrouw bij hoort. Het klinkt allemaal zo gezellig en hartelijk, dat we haar maar niet vertellen dat Jessie over een paar dagen Nieuw-Zeeland alweer gaat verlaten. Een bezoek aan Mount Maunganui moet helaas wachten tot een volgende reis.
‘Hoe wordt er eigenlijk naar elkaar gekeken op het Noorder- en het Zuidereiland?’ vraag ik. In veel landen is er wel een soort competitie tussen verschillende delen van het land: In Nederland binnen en buiten de randstad, in Italië tussen het Noorden en het Zuiden en in Canada het Oosten en het Westen. ‘Gewoon hetzelfde hoor,’ wordt er gelachen. ‘Het is niet alsof er echt onderscheid gemaakt wordt en we praten ook hetzelfde. Alhoewel, Zuidereilanders zíjn wel een beetje anders. Zoals Harry hier, hij komt van het Zuidereiland en je merkt het wel…’ Er wordt geknikt naar een van de mannen in het gezelschap die met zijn ogen rolt. Ik lach. Hetzelfde maar anders dus, het klinkt alsof er toch enige rivaliteit is.
Terwijl de kinderen buiten paaseieren zoeken, helpen Jessie en ik om de vaatwasser in te ruimen. Daarna trekken we ons nog even terug en verhuizen Jessie's spullen. Alice voelde zich enorm bezwaard dat ze ons geen eigen kamers kon geven (ondanks onze opmerkingen dat we inmiddels wel gewend zijn om samen in een bed te slapen) en nu de gasten vertrekken scheiden onze slaapplaatsen zich. Stap één van het afscheid.
De rest van de dag verloopt rustig. Het automuseum slaan we over, maar we gaan wel samen met Alice in Oteki shoppen voor een extra trui voor mij voor de komende wintermaanden. Terwijl we terugrijden naar huis, wijst ze naar een man die de straat oversteekt. 'Kijk, dat is onze nieuwe premier! Hij heeft hier familie in de buurt. Aardige vent hoor.’ Het is nog niet zo lang geleden dat Lucinda Ardern (die in Nieuw-Zeeland een stuk minder populair blijkt te zijn dan in de rest van de wereld) is afgetreden en vervangen. Als politieke hoofdstad van het land, is Wellington de plaats waar dat allemaal gebeurt. En hier kun je dus loslopende politici spotten, een soort safaritour.
Later zoeken Jessie en ik in een van de kleine winkeltjes in de dorpsstraat nog naar een bedankje voor Alice, pak ik de auto alvast in en eten we met zijn drieën het avondeten. Alice vertelt van alles over Nieuw-Zeeland en denkt uitgebreid met me mee over het vervolg van mijn reis. Enige gereserveerd die ik aan het begin voelde is inmiddels weg, wat een vriendelijke vrouw!
En dan is het zover, hier scheiden onze wegen. Jessie blijft nog een dag langer bij Alice, om daarna de trein naar Auckland en het vliegtuig naar Australië te nemen. In Perth zal ze nog twee weken op stap gaan met Rikki en Chleo, voordat ze terug naar de VS vliegt. En ik rijd met de auto door naar Lake Taupo. Ik maak Jessie voor de laatste keer wakker om afscheid van haar te nemen en eigenlijk gaat dat sneller en makkelijker dan ik had verwacht. Ik heb geweldige herinneringen aan onze tijd samen, in Queenstown en op deze roadtrip, maar het voelt ook alsof het voor nu compleet is. Ondanks mijn recente irritaties, is zij een van mijn favoriete personen op deze wereld. Ik weet echter dat we elkaar in de toekomst weer terug zullen vinden, waar of wanneer ook, en dat het dan weer net zo makkelijk en leuk zal zijn. Dat maakt het afscheid oké. Langzamerhand begint mijn reizigershart te wennen aan deze constante afscheidsmomenten.
Ik kruip in mijn vertrouwde grijze stoel in IJsbreker en het voelt als thuiskomen. ‘Nou IJsje, it's you and me baby!’ klop ik liefkozend op zijn groezelige raamkozijn. Ik start de motor en rijd de straat uit. Ineens komt het besef dat ik voor het eerst in lange tijd weer écht alleen op reis ben; niemand om bij thuis te komen of om rekening mee te houden, niemand om de avonturen mee te delen. Het is bevrijdend en eenzaam tegelijk, een soort lege ruimte die helemaal aan mij is om op te vullen. Niet dat die leegte echter lang zal duren, want ik ben alweer op weg naar mijn volgende avontuur…
Dankjewel voor het lezen! Laat je me in een reactie weten hoe jij dit avontuur hebt beleefd?
Lees in mijn volgende blog hoe het avontuur verder gaat! Ik ga op zoek naar verbinding tussen de vulkanen en kratermeren van het Noordereiland…
Wil je hélemaal meeleven met mijn avonturen in Nederland, Ghana, Mexico, Australië, Griekenland, Canada, Peru, Nieuw-Zeeland en Curaçao? Schrijf je in voor de automatische updates voor deze blog, volg mij op Instagram via 'opreismetjorvos' of wacht op mijn boek ‘Zes keer thuis en toen weer naar huis, leven en leren op reis’.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley