Wilde stammen, opgewonden varkens en een evacuatie
Door: Jorinde
Blijf op de hoogte en volg Jorinde
01 April 2020 | Peru, Madre de Dios
Ondanks het rustige ritme van ons leven in Hoja Nueva, zaten we natuurlijk nog steeds in het regenwoud in Peru. De eerste dagen gingen we regelmatig naar Lucerna om even contact te leggen met thuis en de nieuwste ontwikkelingen na te gaan, maar op een gegeven moment begonnen in Lucerna geluiden te klinken van angst voor blanken en de boosheid die daarbij gepaard gaat. Er werd door sommige inwoners gezegd dat de ‘gringos’ het virus naar Peru hadden meegenomen en we waren bang dat de relatie met Lucerna zou verslechteren. Dat zou niet alleen voor ons gevaarlijk kunnen zijn, Sam en Dylan moesten ook de komende jaren nog met deze mensen samenwerken en hebben hun hulp nodig bij de conservatie van het regenwoud. Daarom werd er besloten dat we Lucerna voorlopig niet of nauwelijks zouden bezoeken. We isoleerden ons nog iets verder en het voelde nog meer alsof we ‘vast’ zaten in de jungle.
Ook werd de woestheid van onze omgeving weer benadrukt toen we op een dag rare, joelende geluiden vanuit het oerwoud hoorden. De wilde pracht van het regenwoud deed mij altijd denken aan avonturen, aan films van Indiana Jones en aan ‘wilde stammen’ waarvan we denken dat ze niet meer bestaan. Dat deze stammen nog wel bestaan, maakt het extra bijzonder. Ongeveer twee dagen stroomopwaarts aan de Las Piedras rivier begint het gebied van de ‘vrijwillig geïsoleerden’ of ‘de ongecontacteerden’, stammen die nog in het Amazonegebied leven op de manier dat hun voorouders dat al deden: in hutten aan de rivier, levend van de natuur, zonder kleding of westerse goederen. Ondanks de romantische ondertoon die in hun aanwezigheid doorklinkt wil je vooral niet te dicht bij hun leefgebied in de buurt komen. Mensen die contact hebben geprobeerd te leggen zijn er meestal niet levend weg gekomen; ze werden doorboord met speren en pijlen, spoelden aan op een strand stroomafwaarts of verdwenen gewoon. Het is nu dan ook verboden om het gebied van de vrijwillig geïsoleerden in te reizen. Iedereen die het toch probeert loopt het risico gearresteerd te worden voor poging tot genocide, omdat contact met ons de stammen kan uitroeiien. Zij hebben geen weerstand tegen alle normale ziektekiemen die wij met ons mee dragen. De stammen vallen echter zelf met enige regelmaat de nederzettingen naast hun leefgebied aan, verbranden alle ‘westerse goederen’ en belagen de bewoners. Jammer genoeg zorgt dit voor een discussie over de bescherming die ze krijgen van de Peruaanse overheid en gaan er steeds meer stemmen op om deze regeling op te heffen zodat ook dat deel van de Amazone toegankelijk gemaakt kan worden voor bijvoorbeeld houtkap en mijnbouw.
Nu we in Hoja Nueva vreemde geluiden vanuit het oerwoud hoorden ontstond er paniek in het kamp. We wisten niet wat het geluid veroorzaakte, maar het klonk als menselijk gejoel. Voor de grap werd geopperd dat de stammen aanvielen en opeens was dit niet meer een grappige suggestie maar een serieuze optie. Dylan greep een machete, Sam had haar shotgun in de hand, Timo had een bijltje en Christian en Romulo (onze Peruaanse jongens) grepen ook een verdedigingsmiddel. De instructie aan de rest van ons was om te rennen en naar de boot te proberen te komen. Ik had de babyaap aan me hangen en ik vroeg me af of rennen wel zou helpen; als de vrijwillig geïsoleerden echt aanvallen dan zie je ze niet aankomen, maar word je opeens doorboord door pijlen of speren. Een paar gespannen momenten wachtten we af wat er ging gebeuren... De Peruaanse jongens liepen uiteindelijk richting het geluid en kwamen lachend terug: het bleek een groep slingerapen die gekke oorlogskreten uitstootte. Het zou de storm wel zijn die in de lucht hing.
Ook twee weken later maakten we een bizarre dag vol avonturen mee. ’s Ochtends stond ik samen met Dylan een nieuw speeltje voor Niffler op te hangen toen we buiten luid geschreeuw hoorden. Billy, een van de grote zwijnen, was door de afscheiding in zijn verblijf heen gebroken. Hij stond nu bij het andere zwijn, Papa, en ze zouden zeker gaan vechten. Sam heeft Billy gekregen nadat hij de vinger van een kind had afgebeten en de ouders het niet meer zo’n leuk huisdier vonden, wat wel laat zien dat deze varkens geen lieverdjes zijn en scherpe tanden hebben. Dylan sprintte weg om te helpen, mij met mijn handen vol achterlatend. Toen Dylan bij Billy in het verblijf sprong, klaar om met het varken te worstelen, werd hij de nieuwe focus van het opgefokte dier. Billy bleek echter vooral geïnteresseerd in de liefde; hij klemde zijn korte stompe pootjes om Dylan’s been, duwde hem met verbazingwekkende kracht tegen het hek en begon tegen Dylan aan te rijden. Hondenliefhebbers hebben hier wel een beeld van. Dylan wist niet wat hij ermee moest en alle omstanders stonden slap van de lach toe te kijken hoe het zwijn over Dylans been ejaculeerde. Na deze aanranding lukte het om de tevreden Billy weer in zijn eigen verblijf te krijgen en het gat in het hek te dichten. Met de varkens terug op hun plek, maakten we ons klaar om naar Lucerna te vertrekken. Het was namelijk gelukt om een lading goederen (verse groenten!) daarheen gesmokkeld te krijgen. Toen we bij de boot kwamen bleek echter dat we nergens heen gingen omdat de accu van de motor leeg was en de reserveaccu nergens te bekennen was. Geen accu, geen boot, geen reis. We trokken door de modder weer terug naar Hoja Nueva.
Een paar uur later stond ik samen met Kera in de keuken, toen er alweer commotie ontstond. Romulo kwam overstuur aanlopen met een nachtaapje dat voor hem uit een boom was gevallen. Waarschijnlijk was het dier door een roofvogel opgeschrikt (nachtaapjes slapen normaal overdag) en naar beneden gestort, waarbij het beide armpjes had gebroken en de schouders aan de achterkant door de huid waren gekomen. Het was ontzettend sneu, het beestje had veel pijn en er was al snel duidelijk dat er niets anders gedaan kon worden dan het aapje te euthanaseren. Ik troostte Sam, die er huilend bij stond, en zag over haar schouder hoe Dylan met een bijl het beestje onthoofde. Een snelle en pijnloze manier om het aapje uit zijn lijden te verlossen. Er werd al snel besloten dat we het vlees zouden gebruiken om Kleo de marguay kennis te laten maken met een nieuwe smaak, zo konden we een verdrietige situatie positief inzetten. En dus (dit klinkt misschien morbide) stonden we later in de middag in de keuken om het aapje te ontleden. Allereerst werden er een aantal monsters voor biologisch onderzoek weggenomen. De schedel, een hand en een voet werden apart gehouden en ook werden een paar plukjes haar afgeknipt. Blijkbaar heeft vacht van elk dier een uniek haarpatroon en daarom wordt van de haren een afdruk gemaakt in was zodat het patroon zichtbaar is. In onderzoek naar wilde katten worden vaak de uitwerpselen gebruikt en door haarpatronen en botjes daarin te vergelijken met opgeslagen materiaal kan worden vastgesteld wat een bepaalde kat gegeten heeft. Ook werd er voor gezorgd dat het vlees goed te bewaren was voor de komende maaltijden van Kleo. Zelf stond ik er vooral van versteld dat er vrijwel geen bloed te zien was in dit hele proces, wat het misschien ook makkelijker maakte om toe te kijken.
We eindigden de bizarre dag gezellig in Sam’s kamer. Terwijl wij een muziekje draaiden, een borreltje dronken en met de hand tattoeages zetten (natuurlijk met goede sterilisatie), keek Kleo ons met grote ogen aan en klonk er buiten de deur een jungleconcert.
De grootste avonturen beleefden we echter in de keuken. Door de voedselschaarste vond ik mijn beurt om te koken erg stressvol. Wanneer ik in mijn eigen keuken sta en mijn eigen ingrediënten heb kan ik prima een eetbare maaltijd in elkaar draaien, maar onder deze omstandigheden vergde het veel creativiteit. Alhoewel iedereen wist dat we weinig mogelijkheden hadden, wilde je toch een lekkere maaltijd voorzetten. Timo en ik deden ons best en maakten voor het ontbijt pannekoeken met warme appel, als lunch rijst met wat stukjes aubergine en zelfgemaakte tomatensaus en ’s avonds aardappels met stukjes worst (het laatste vlees dat we hadden) en het beetje overgebleven tomatensaus. Als lekkernij had Natalie van de overgebleven rijst rijstepudding met kaneel en vanillesuiker gemaakt. Het was ons weer gelukt veertien hongerige monden te voeden.
Mijn volgende kookbeurt, deze keer met Kera, werden we nóg creatiever. We maakten bijvoorbeeld burgers van geraspte groene papaya met vleeskruiden en bakten platte broden in de koekenpan. Onze creativiteit was meer regel dan uitzondering. Iedereen maakte er iets bijzonders van. Zo probeerde Oli op een gegeven moment chocolade voor ons te maken van een verse cacaoboon. Wat er ontstond was misschien niet het niveau van een belgische bonbon, maar voor ons was het een feest om een lepeltje cacaoprut te eten. Verder werden we verwend met wentelteefjes, bonenburgers en heerlijke curries. Het hoogtepunt van alle lekkernijen was echter de taart die Christian maakte voor onze ‘Coronamas’ viering. Kera kwam in de eerste week van de apocalypse met het voorstel een eigen feestdag te creëren. In de Verenigde Staten begeleidt zij kano-trips in de wildernis, waarbij zij elk jaar met een groepje jongeren een paar weken de woeste natuur in gaat. Een van haar vaste activiteiten daarbij is om zelf een feestdag te organiseren, met een eigen naam en een uitwisseling van zelfgemaakte cadeau’s. We waren allemaal enthousiast, trokken lootjes en gingen aan de slag om een bijzonder cadeau in elkaar te knutselen. Ook kozen we de naam ‘Coronamas’ voor onze feestdag, zoals ‘Christmas’ in Corona-tijd. Het klinkt misschien cru om een feestdag te maken gebaseerd op een epidemie die aan duizenden mensen het leven kost en de wereldeconomie stillegt, voor ons was het een manier om op een positieve manier om te gaan met deze bijzondere en intense situatie.
Op 28 maart was het uiteindelijk zo ver. Na een lekkere avondmaaltijd samen wisselden we onze cadeau’s uit. Ik had bijvoorbeeld een verhaal voor Natalie geschreven en ik kreeg van Jemima een flesje geurolie. Sam en Dylan (die allebei competitief waren ingesteld en het beste cadeau wilden maken) waren aan het houtsnijden geslagen en hadden een prachtig versierde sambabal voor Charlie en een vredespijp voor Betsy gemaakt, Kera had voor Oli getekend en ontving een bijzonder mooi aquarel schilderij van hem terug. Ik vond het vooral erg indrukwekkend om te zien hoe veel moeite iedereen had gestoken in het maken van een bijzonder cadeau, in een omgeving waar je niet even via bol.com een bestelling kunt plaatsen. De Coronamas-taart van Christian was niet alleen bijzonder knap gemaakt (in een pan!), maar smaakte ook erg goed bij de feestelijkheden.
De volgende dag vetrokken Timo, Natalie, Jemima en Charlie vrij plotseling naar Puerto Maldonado. Er was vooruitgang in hun repatriatie en ze konden nu met een (met veel moeite verkregen) vergunning naar de rest van de groep reizen, die daar al twee weken aan het wachten was op evacuatie uit Peru. Wij bleven met tien man achter: Sam, Dylan, Nadine, Kera, Betsy, Oli, Christian, Romulo en ik.
Voor mij stond er nog steeds vast dat ik in Hoja Nueva wilde blijven omdat ik daar veilig was en me thuis voelde, maar stiekem werd ik toch een beetje nerveus van alle berichten vanuit de (geautomatiseerde) informatieservice van de ambassade. Ik besloot dat ik meer informatie nodig had, zodat ik een goed afgewogen besluit kon maken over mijn vervolgacties. Ik vroeg mijn broer Jurriaan of hij voor mij contact op kon nemen met de ambassade of het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij kon mijn persoonlijke situatie (op een veilige plek, geïsoleerd in de jungle) uitleggen en vragen wat hun advies voor mij was. Bij nader inzien had ik dit niet moeten doen als ik echt in Peru wilde blijven, want het advies van het Ministerie van Buitenlandse zaken was natuurlijk dat ik me moest laten repatriëren. Mijn familie hoorde dit, keek naar de grimmige nieuwsberichten uit Peru en was ervan overtuigd dat ik inderdaad zo snel mogelijk terug moest komen naar Nederland. Ik voelde me nog steeds veilig in de jungle en wilde niet terug naar huis, maar ik kon me de zorgen van mijn familie ook voorstellen. Wanneer je de nieuwsberichten hoorde klonk het allemaal niet best. En dus liet ik mezelf registreren voor evacuatie, ervan uitgaande dat de kans dat ik naar Lima kon komen voor de repatriatievlucht erg klein was. Er was nog steeds vrijwel geen vervoer tussen Lucerna en Puerto Maldonado, vanuit Puerto Maldonado was het met de bus nog minstens tien uur reizen naar Cusco en vanuit Cusco kostte het ongeveer twintig uur om bij Lima te komen. Zonder vliegverkeer binnen Peru, met militaire blokkades op alle wegen en met het risico van arrestatie vanwege het doorbreken van quarantaine zag ik mezelf Lima niet bereiken. Ook waren er recentelijk bussen met toeristen bij Cusco bekogeld met stenen en was de kans op besmetting met het virus veel groter wanneer je vast kwam te zitten in een van de steden. Leuk zo’n evacuatie, maar ik zou deze risico’s alleen maar nemen wanneer er een waterdicht plan lag om mij direct vanuit Peru naar Nederland te brengen. Tot die tijd bleef ik veilig verstopt in ons paradijs in het regenwoud.
Al snel kwam ik er achter dat ik in mijn scepsis mijn broer had onderschat. Een paar dagen lang telefoneerde hij voor mij dag en nacht met zowel de Nederlandse als de Britse ambassade. Via via hoorde ik dat de groep in Puerto Maldonado naar Cusco zou gaan reizen, een bus hadden geregeld en vergunningen hadden aangevraagd. Kera, Oli en Betsy wilden proberen mee te gaan. Met veel kunst en vliegwerk, en samenwerking met Timo in Puerto Maldonado, regelde mijn broer dat ik op de passagierslijst voor deze bus kwam te staan. Ondertussen had de Nederlandse overheid voor Nederlanders in Cusco een speciale vlucht weten te organiseren die op woensdag 8 april vanuit Cusco naar Lima zou vliegen en daar zou aansluiten op de KLM repatriatievlucht naar Amsterdam. En zo gebeurde het dat ik van het een op het andere moment via de satelliettelefoon een berichtje van Jurriaan kreeg (in caps lock): ‘STA KLAAR OM MET ZE MEE TE GAAN!!!’. We zaten op dat moment in de boot naar Lucerna, waar een (met veel moeite geregelde) auto klaarstond om Kera, Betsy en Oli naar Puerto Maldonado te smokkelen. Die ochtend had ik voor de zekerheid al mijn spullen ingepakt en een extra keer met MJ geknuffeld, maar ik wist dat het waarschijnlijk nog steeds niet zou lukken om uit Lucerna te vertrekken want ik had geen reisvergunning. Een half uur voor vertrek had Jurriaan dat echter ook voor elkaar gekregen en lukte het wel. Alhoewel Sam aanbood een geweldige smoes te vertellen waardoor ik niet kon vertrekken (wilde stammen die Lucerna hadden overgenomen en iedereen met pijlen doorboorden bijvoorbeeld) en Dylan me op het hart drukte om vooral niets te doen waar ik zelf niet achter stond, kon ik na al het harde werk van mijn broer niet meer terug. Dit was het waterdichte plan dat ik had gevraagd, alle puzzelstukjes vielen op hun plaats en wie wist wat het verstandigst was in deze wilde tijden. Onverwachts nam ik dus toch afscheid van Sam, Dylan en Nadine en stapte ik samen met Kera, Oli en Betsy in de auto. We reden door de roadblocks en keken gespannen toe terwijl de militairen ons weigerden door te laten. Zouden we teruggestuurd worden? Of gearresteerd? Onze geweldige chauffeur kletste ons er echter doorheen en net voor de avondklok van zes uur checkten we in bij de lodge waar onze junglevrienden zaten.
Zondag 5 april hadden we een volledige dag in Puerto Maldonado die ik vooral doorbracht met het opnieuw inpakken van mijn backpack. Ik voelde me erg emotioneel. Het is een enorme rijkdom om familie te hebben die alles op alles zet om je uit het oerwoud te redden, maar ik voelde me niet klaar om weer naar de bewoonde wereld te gaan en ik wilde geen afscheid nemen van de Amazone. En toch zat ik de volgende ochtend met twaalf anderen in het busje dat ons naar Cusco zou brengen. We werden we gestopt door de politie en er bleek dat we, na al het harde werk van Timo en Desiree, toch een document misten. Desiree flirtte met de politiecommandant die ons uiteindelijk een handtekening gaf, waarna we zonder verdere problemen de prachtige route door de bergen naar de Inca-hoofdstad reden. Ik was weer terug op de plek waar mijn Peru avontuur was gestart en waar ik eerder met medische begeleiding was weggevlucht. Ook nu vluchtte ik weg. Na twee nachtjes in een luxe hotel (een van de weinige hotels die nog gasten toeliet) sloten we woensdag 8 april aan in de rij buiten het vliegveld van Cusco. Nadat we anderhalf uur in een lange rij buiten de poort van het vliegveld hadden gewacht mochten we naar binnen. Onze tassen moesten we op de parkeerplaats neerleggen en werden daar gecontroleerd met een hond. We gingen direct door naar het vliegtuig en vlogen naar het militaire vliegveld in Lima. Daar werden we door mensen van de Nederlandse ambassade ingecheckt op de KLM vlucht. De sfeer in het vliegtuig was nationalistisch en uitgelaten. Bijna iedereen was Nederlands en was blij dat de ambassade ze weghaalde uit Peru. Ze klapten en juichten voor de ambassadeur en het KLM-personeel: crisis verbroedert. Ongeveer dertien uur later begroetten mijn ouders en broer mij op anderhalf meter afstand in de aankomsthal van Schiphol. Ik was thuis.
Wil je hélemaal meeleven met mijn avonturen in Nederland, Ghana, Mexico, Australië, Griekenland, Canada of Peru? Volg mij dan op Instagram via 'opreismetjorvos'! Of wacht op mijn boek ‘Zes keer thuis en toen weer naar huis, leven en leren op reis’.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley