Welcome to the jungle!
Door: Jorinde
Blijf op de hoogte en volg Jorinde
02 Februari 2020 | Peru, Madre de Dios
In mijn vorige blog, alweer een hele tijd geleden, introduceerde ik het volgende (en laatste) deel van mijn avontuur: mijn verblijf in het Amazonegebied in Peru. Nu we in deze bijzondere tijd massaal thuis moeten blijven, neem ik jullie graag mee op reis de wildernis in.
Begin februari reisde ik af naar de zuidelijke Amazone van Peru, naar Puerto Maldonado. Deze kleine junglestad is ontstaan vanwege de rubberindustrie in de regio en is nog steeds de uitvalbasis voor houtkap en goud delven in het gebied. De stad ligt niet ver van de grens met Bolivia aan de Madre de Dios rivier (een onderdeel van het Amazone-been) en heeft een ‘wild-west’ gevoel met gedeeltelijk onverharde wegen en rondcrossende motoren, alhoewel het centrale plein een opgeruimde uitstraling heeft. Naarmate eco-toerisme in de regio toeneemt, wordt Puerto Maldonado steeds meer de springplank voor allerlei tours in de omringende jungle.
Op zondag 2 februari kwam ik aan in Puerto Maldonado, na vanuit het vliegtuig de eerste blikken geworpen te hebben op de uitgestrekte natuur die dit gebied zo bijzonder maakt. Ik werd opgehaald door de chauffeur van Las Piedras Amazon Centre (LPAC), het onderzoeks- en conservatiecentrum waar ik de komende drie weken vrijwilligerswerk zou doen. Ik verbleef eerst een nacht in het hoofdkantoor in de stad en liet hier een groot deel van mijn spullen achter, op advies van vrijwilligster Margot die me uitlegde dat veel spullen in de jungle vies worden of beschimmelen. Hoewel de lucht in de stad al voelde alsof je een complete sauna inademde, was het blijkbaar in het regenwoud nog vochtiger. De volgende ochtend kocht ik op het laatste moment nog twee regenponcho’s (het was namelijk regenseizoen) en stapte samen met Margot, kamp manager Dylan en onderzoeker Pat in de auto die ons zo dicht mogelijk bij het jungle kamp zou brengen. Mijn backpack werd op het dak geladen, aangezien de achterbak vol zat met spullen die we daar nodig zouden hebben, zoals voedsel, gasflessen en schone lakens.
We reden in ongeveer anderhalf uur naar de aanlegplaats van de boot in de nederzetting Lucerna, vanaf waar we een boot namen naar LPAC. Dat LPAC tegenwoordig bereikbaar is per auto is het gevolg van een controversieel project: de Pan-Amerikaanse weg. Deze weg verbindt de uiteinden van het Amerikaanse continent met elkaar en kruist dwars door Peru naar Bolivia. Het voordeel van betere intra-continentale bereikbaarheid is ook meteen het grootste nadeel; door de nieuwe weg is het makkelijker om het voorheen ondoordringbare natuurgebied in te reizen, met als gevolg meer houtkap, jacht en bebouwing ten koste van de natuur in het Amazone gebied. Om bij Lucerna te komen wordt eerst de verharde snelweg en vervolgens een onverharde zijweg gevolgd, waarbij je aan weerszijden van de auto de eerste ontbossing voor landbouw ziet. In Lucerna werden alle meegebrachte spullen in de boot geladen en waren we klaar voor de korte reis naar LPAC via de Las Piedras rivier (een zijtak van de Madre de Dios). Ook ontdekte ik waarom mijn mede-passagiers ondanks de hitte lange broeken droegen; ik werd direct belaagd door een leger van kleine zwarte vliegjes die me pijnlijke beten gaven. ‘Sandflies’ leerde ik later.
Las Piedras Amazon Centre is een onderdeel van ARCAmazon (Alliance for the Research and Conservation in the Amazon), een Peruaanse NGO. Het centrum is een jungle kamp gelegen in een ‘conservatie concessie’ van 4460 hectare, wat inhoudt dat de organisatie dit gebied mag gebruiken en het regenwoud moet beschermen tegen onder andere illegale houtkap, mijnbouw en grondwinning voor landbouw. De grond is wel nog steeds eigendom van de overheid. Dat het instellen van dit soort beschermde stukken grond werkt blijkt: waar het terrein van LPAC dertig jaar geleden het toneel was van houtkap, een enorme verarming van het ecosysteem, is het tegenwoordig hersteld tot ‘primary forest’. Deze term wordt gebruikt om bossen aan te duiden met ecologische processen van een niveau alsof er geen menselijke invloed is, wat te zien is aan de rijkheid aan soorten bomen en dieren in zo’n gebied. De LPAC-concessie biedt echte ‘onaangetaste’ wildernis dus. Daarbij werkt ARCAmazon hard aan de conservatie van de lokale natuur door relaties aan te gaan met de lokale gemeenschap, zelf duurzame goederen te gebruiken en door hun samenwerking met verschillende organisaties in de regio. De ‘buren’ Junglekeepers zijn een voorbeeld van zo’n organisatie. Junglekeepers beschermt gebieden door lokale bevolking op te leiden tot rangers die de nabijgelegen gebieden controleren op illegale activiteiten. Hiermee creëren ze werkzaamheden die de omgeving beschermen in plaats van schaden en oefenen ze de controle uit die over het algemeen mist in het regenwoud.
LPAC is verder een onderzoekscentrum. Het hele jaar door zijn hier onderzoekers aanwezig die veldwerk doen voor verschillende biologische onderzoeken. Zo loopt er momenteel een langdurig anaconda-onderzoek, wordt er een groep slingerapen gevolgd en wordt er binnenkort een onderzoek gestart met cameravallen (camera’s met sensors die vastleggen wat er voorbij loopt) in de boomtoppen. Ook heeft LPAC een educatieve functie, voor de toeristen en vrijwilligers die ze ontvangen. Toeristen kunnen individuen zijn die geïnteresseerd zijn in een kort verblijf op een afgelegen locatie in het oerwoud, of groepen nationale en internationale leerlingen en studenten. Tijdens mijn tijd bij LPAC kwam een groep scholieren van een middelbare school in Lima op bezoek. Deze leerlingen hadden in hun korte bezoek een intensief programma waarbij ze kennis maakten met verschillende biologische onderzoeksmethoden en meer leerden over een wereld waar ze vanuit hun luxe-leven in Lima niet mee in aanraking komen. Uiteindelijk zijn deze Peruaanse jongeren natuurlijk de toekomstige beschermers van dit soort natuurgebieden en het is te hopen dat zij deze ervaring meenemen. Ook het populaire reisprogramma ‘drie op reis’ is op bezoek geweest bij LPAC, kijk die aflevering hier terug: https://www.bnnvara.nl/3opreis/puerto-maldonado. Als vrijwilligers bij LPAC richtten wij ons vooral op het leren over de geweldige natuur waar we ons in bevonden en de onderzoeken die gedaan werden. Op deze manier probeert LPAC toekomstige onderzoekers en professionals een op conservatie-gerichte instelling mee te geven naar carrières in allerlei velden.
In het centrum leefden we in eenvoudige, maar verrassend comfortabele omstandigheden midden in het oerwoud. Het kamp bestond uit een aantal houten platformen: simpele, verhoogde houten vloeren. Deze platformen werden met elkaar verbonden door ‘cookies’ – stapstenen gemaakt van boomstamschijven, zodat we over het terrein konden bewegen zonder dat onze voeten modderig werden en je minder risico liep om op een mier, spin of slang te stappen. In het kamp droegen we meestal slippers en op de platformen liepen we op blote voeten. Als gemeenschappelijke ruimte was er een centraal platform met een keuken, een door muggengaas afgesloten eetruimte, het kantoor van de kampmanagers en een aantal hangmatten. Verder waren er vier slaapplatforms. Zo was er een platform voor het personeel (de kok, de medewerkers die het terrein verzorgden en de coördinatoren), een platform voor de groepen, een ‘luxe platform’ voor toeristen en een platform waar wij als vrijwilligers sliepen. Het gehele kamp was ecologisch verantwoord opgezet. De daken van de platformen waren bijvoorbeeld gemaakt van oude billboards uit Lima en momenteel zijn er plannen voor een uitgebreid regenwater-opvang-systeem om verantwoorder met water om te gaan.
In LPAC leven betekende echt omringd zijn door de natuur. Geen van de platformen hadden muren, dat was niet nodig in het klimaat daar. Onze bedden hadden natuurlijk wel klamboes (zelfs natuurliefhebbers houden niet van insecten in bed), maar dat was de enige barrière met de buitenwereld. Het is een onbeschrijfelijke ervaring om in de Amazone in de buitenlucht te slapen; alle vogels, kikkers en insecten zorgen voor een luid concert dat ’s nachts met extra volume wordt afgespeeld. Ik werd bijna elke ochtend om vijf uur wakker van brulapen en regelmatig hoorde ik iets ritselen in de begroeiing vlak naast mijn bed. Er zijn verhalen in LPAC van jaguars die ’s nachts rond de platformen wandelden en dus zetten een paar vrijwilligers en ik op een gegeven moment cameravallen om te achterhalen wat dat nu voor een herrie was. Onze enige nachtelijke bezoeker was jammer genoeg een agouti, een klein knaagdier dat een beetje lijkt op een cavia met lange poten. Agoutis bezochten ons overdag ook en werden vergezeld door een parade aan andere beestjes, zoals kapucijnapen en allerlei hagedissen. Het slapen in de buitenlucht had verder een bijzondere invloed op mijn nachtrust. Alhoewel ik meestal vroeg naar bed ging en lange nachten maakte, was ik vaak moe. Dit kan veroorzaakt zijn door mijn bizarre dromen. Vooral de eerste weken droomde ik elke nacht ontzettend veel, intense dromen waarvan ik me alleen een drukkend gevoel kon herinneren. Gekke dromen schijnen een normaal verschijnsel te zijn in je eerste weken in de jungle en in gesprek met de kampmanagers bedacht ik dat dat zou kunnen komen door de geluiden in de nacht. Alle natuurgeluiden die de hele nacht klinken zouden je brein kunnen stimuleren, wat tot uiting komt in intense dromen. Een goed onderwerp voor een onderzoek misschien?
De sanitaire voorzieningen op LPAC waren een fijne verrassing. Elk platform had een ‘composting toilet’, een niet-doorspoel toilet waarin door middel van zaagsel het afval uiteindelijk werd omgezet in compost, met een wastafel en simpele douche. Daarnaast hadden we een centraal blok met twee luxe badkamers, met beide een toilet en douche. Het mooiste aan deze twee badkamers was het uitzicht. De achterwand bestond namelijk geheel uit gaas, waardoor je tijdens het douchen vrij uitzicht de natuur in had. Ik hoopte altijd een bijzonder beest te zien tijdens mijn badkamertijd, maar het is jammer genoeg nooit gelukt. Dat is nog eens een goede reden om lang onder de douche te staan!
Ondanks de bijzondere voorzieningen in LPAC leefden we natuurlijk nog steeds in de jungle, een uitdagende omgeving die zijn eigen ongemakken met zich meebracht. Al het water voor de douches en kranen werd opgepompt uit de beek die vlak achter het kamp loopt, waardoor ons kraanwater vaak een bruinige kleur had en de douches (natuurlijk) koud waren. Gelukkig was de buitenlucht warm genoeg om, na die eerste schok, te kunnen genieten van de afkoeling. Ook kwam er geen einde aan de soorten beestjes die ons dag en nacht omringden. Zo werd de keuken ’s nachts het speelveld van een rattenfamilie (of hele samenleving). Dat was op zich geen probleem als je spullen voor gebruik goed schoonmaakte, maar het was wel irritant toen bleek dat ze een gat in mijn rugzak hadden geknaagd om bij een koekje te komen of toen ze Ronja’s inlegzolen stalen. Vervelender waren echter de insecten. Alhoewel we ruimschoots insectenspray opspoten wisten de muggen ons toch altijd te vinden. Gelukkig vinden muggen mij niet zo lekker en na een tijdje reageert je lichaam niet meer op hun gif. Ik had meer problemen met de zandvliegen, kleine vliegjes die vroeg in de ochtend en laat in de middag tevoorschijn kwamen en vervelende beten gaven die lange tijd jeukten. Muggen en zandvliegen waren niet alleen irritant, ze kunnen ook tropische ziektes met zich meebrengen. Zo kun je malaria of knokkelkoorts krijgen of een ‘botfly’, een levende larve die zich ontwikkelt in je huid. Zandvliegjes dragen nog wel eens leishmaniasis met zich mee, een vleesetende parasiet die zorgt voor steeds groter wordende wonden. Gelukkig maar dat dat in de praktijk erg weinig voor kwam. Naast mijn frustraties om bijtende vliegbeesten heb ik een intense hekel ontwikkeld voor mieren die altijd tevoorschijn komen wanneer je net ergens bent gaan zitten en pijnlijke beten gaven. Een mier waar je absoluut niet op wilde gaan zitten, maar die we af en toe wel (van gepaste afstand) te zien kregen was de kogelmier. Een steek van een kogelmier (ze bijten namelijk niet, maar steken) staat bekend als een van de meest pijnlijke insecten steken: het is alsof je geraakt werd door een kogel. Tot slot waren er nog veel insecten die simpelweg door hun aanwezigheid irritant waren. Zo hadden we kleine zwarte bijen in de suikerpot en vlogen de motten altijd naar onze hoofdlampen (en dus in je gezicht).
Die hoofdlampen waren een essentieel onderdeel van de uitrusting. Alle elektriciteit in LPAC werd opgewekt met een generator en daarom hadden we maar een paar uur per dag stroom: een uurtje ’s ochtends, een uurtje tussen de middag en tussen 5 uur ’s middags en 9 uur ’s avonds. Om 9 uur werd het kamp dus volledig donker. Soms speelden we dan nog een potje kaart bij kaarslicht (gezellig met zwermen insecten om ons heen), maar vaak gingen we daardoor vroeg naar bed. We poetsten onze tanden met een hoofdlamp op (vaak met rood licht omdat er dan minder insecten op af kwamen) en genoten van de dieren die ons in slaap zongen.
Het meest lastige van leven in de jungle in het regenseizoen was echter de vochtigheid. Niet alleen regende het regelmatig en hield de grond veel vocht vast, ook de luchtvochtigheid was met 95% bijzonder hoog. Als gevolg hiervan begonnen spullen in korte tijd te stinken en te schimmelen. Mijn mooie leren bergschoenen zager er binnen een paar weken uit als een paddenstoelentuin. Kleding die ik niet regelmatig gebruikte hield ik luchtdicht ingepakt in plastic zakjes, maar ook kleding in mijn waszak ontwikkelde al snel een pluizig wit laagje. De oplossing was om deze spullen te wassen met een klein beetje bleekmiddel. Niet goed voor de natuur natuurlijk en, zoals ik heb ondervonden, ook niet goed voor je ondergoed wanneer je teveel bleekmiddel gebruikt. Alle kleding moest met de hand gewassen worden en werd uitgehangen om te drogen. Nou ja, ‘drogen’ is een groot woord. Door de hoge luchtvochtigheid duurde het vaak dagen voordat een shirt of broek van ‘nat’ naar ‘vochtig’ of ‘klam’ was gegaan, waarop de enige manier van volledig drogen was om het kledingstuk maar gewoon te dragen en te drogen met je lichaamswarmte. Vanwege de regenbuien gebeurde het regelmatig dat je net te laat was en het hele proces weer overnieuw kon beginnen. Het gevolg van de lange droogtijd was dat kleding meestal een vochtige geur behield, zelfs na het wassen. Soms had je echter geluk, wanneer er een paar uur felle zon was kon het zijn dat kleding binnen enkele uren droog was en die momenten grepen we dus ook allemaal aan. Ook voor onze apparatuur waren deze omstandigheden natuurlijk niet ideaal. Telefoons, laptops en camera’s kunnen meestal niet goed tegen vocht en dus gebruikten we rijst om onze apparaten droog te houden. Zo hadden een aantal van ons plastic tupperware-dozen met een laag rijst, waarin we allerlei spullen verstopten. Het deed een beetje denken aan een grabbeldoos op de rommelmarkt.
Niet alleen mijn kleding ontwikkelde een onprettige geur, zelf rook ik ook vaak niet bijzonder lekker. Vooral de eerste weken gebruikte ik een biologisch-afbreekbare zeep en deoderant die niet goed opgewassen waren tegen deze extreme omstandigheden. Gelukkig maakte het niet uit, aangezien we allemaal in hetzelfde schuitje zaten. Het lijkt misschien alsof ik klaag over de omstandigheden, maar dit was de realiteit van het leven in de jungle en iedereen accepteerde dat. Natuurlijk zeurden we wel dat we de muggen zat waren of droomden we over een warme douche en een lekker ruikend shirt, maar het was ook heerlijk om ons geen zorgen te maken over uiterlijke zaken. Voordat ik naar het oerwoud kwam had ik één set jungle-kleding gekocht: een outdoorbroek en een outdoorshirt en bij elke wandeling of activiteit was dat de kleding die ik droeg. Tussendoor probeerde ik de kleding te wassen, maar vaak was het modderig of rook het naar inspanning. Geen probleem, dat was normaal. Ook in het kamp droeg iedereen kleding die meer gericht was op comfort dan uitstraling en we hoefden nooit na te denken over make-up of haar. Wat een vrijheid!
Nog een ‘ongemak’ dat een enorme vrijheid bleek te zijn was de afwezigheid van verbinding met de buitenwereld. LPAC ligt zo afgelegen dat er geen telefoon- of dataverbinding is. En tot op heden is er ook geen wifi, iets dat jammer genoeg in de toekomst wel gaat komen via de satelliet. In het kamp waren we dus echt afgesloten van alles, we konden onze telefoons aan de kant leggen en ons concentreren op elkaar. Je merkte dat dit voor betere gesprekken en fijnere relaties zorgde. Voor noodgevallen was er wel een satelliettelefoon, waar in principe alleen de coördinatoren gebruik van maakten. Wanneer we naar Lucerna gingen, bijvoorbeeld omdat er goederen of mensen aankwamen, hadden we de mogelijkheid om bij een van de kleine winkeltjes internet te kopen. Dan zaten we bij Bañico op de veranda, kochten CocaCola en oreo’s, knuffelden met de katten en de gekke kuikentjes met hun kale nekken en hadden we een half uur de tijd om berichten uit te sturen, foto’s te uploaden en e-mails te lezen. Daarna ging de wifi weer uit en gingen we terug naar ons heerlijke isolement.
In dit isolement kon het natuurlijk ook eenzaam zijn, maar hoe beter ik de mensen om mij heen leerde kennen hoe leuker het we met elkaar hadden. LPAC werd in de praktijk gerund door twee kampmanagers: Clemencia en Dylan. Clemencia is een Peruaanse biologe die opgegroeid is in Lima en haar studie in de VS heeft gedaan. Ze is een sterke persoonlijkheid met een duidelijke mening, die het leuk vind om te vertellen over de natuur, over de uitdagingen in conservatie en over haar land. Clemencia was echt de moeder eend die ons onder haar vleugels nam en voor haar kuikentjes zorgde. Het was altijd leuk om met haar de jungle in te gaan, omdat ze tijdens de wandeling de rol van gids op zich nam: ze wees bijzondere planten of dieren aan, liet ons vruchten proeven en leerde ons meer over het leven in de jungle. Dylan is Canadees, maar was helemaal op zijn plek in het Amazone gebied. Hij deed me altijd een beetje denken aan een grizzlybeer met zijn grote gestalte en diepe bromstem en als er iemand was die zou kunnen overleven in de wildernis dat is hij het. Ik heb veel respect voor de manier waarop Dylan zichzelf vanuit zijn kindertijd op het ruige platteland van noord-Alberta op eigen kracht heeft weten op te werken naar deze positie als onderzoeker in de Amazone en ik kon met hem interessante gesprekken voeren over zijn jeugd en zijn kennis van de omgeving. Hij heeft een enorme passie voor reptielen en amfibieën en weet alles over de natuur rondom LPAC, waar hij ons vrijwilligers op een leuke manier bij wist te betrekken. Voor de junglebook liefhebbers: als Clemencia Bagheera de panter was, dan was Dylan Baloe de beer. Tijdens mijn eerste weken was Pat er ook nog. Pat was een Canadese onderzoeker die vooral zijn eigen ding deed, maar altijd bijzondere verhalen had over zijn tijd in de jungle (waarin hij meestal gewond raakte of bijna dood ging). Zo was hij een keer aangevallen door een (vermoedelijk hondsdolle) ocelot die het kamp in was gekomen en was hij op een rog gestapt (hetzelfde beest als dat Steve Irwin had gedood), waarna Dylan hem gillend terug naar het kamp had moeten dragen.
Verder had ik een leuke tijd met de andere vrijwilligers. Toen ik aankwam in het kamp waren er al twee andere vrijwilligsters, de Belgische Margot en de Chinese Starr. Later kwamen hier nog de Amerikaanse Ronja en de Zwitserse Larissa bij. Met zijn vijven vormden wij de ‘LPAC-babes’. Naast de activiteiten als vrijwilligers zaten we uren op het vrijwilligersplatform te kletsen, speelden we spelletjes, leerden we capoeira van Ronja en zorgden we een beetje voor elkaar. Mijn tijd in LPAC is een stuk mooier geworden dankzij het gezelschap van deze bijzondere meiden.
Lees verder in mijn volgende blog wat we nou precies deden in het jungleparadijs en welke bijzondere dieren we daarbij tegenkwamen!
Wil je hélemaal meeleven met mijn avonturen in Nederland, Ghana, Mexico, Australië, Griekenland, Canada of Peru? Volg mij dan op Instagram via 'opreismetjorvos'! Of wacht op mijn boek ‘Zes keer thuis en toen weer naar huis, leven en leren op reis’.
-
03 Mei 2020 - 20:46
Giovanni:
Ik ben blij dat je geniet! X
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley